De Nova Scotia Duck Tolling Retriever is ontwikkeld in Nova Scotia in het begin van de 19 de eeuw om watervogels te “tollen“ (of lokken) en te apporteren. De Toller rent, springt en speelt langs de waterkant in het volle aanzicht van een vlucht of een groep eenden, af en toe verdwijnend uit zicht en dan weer verschijnend, geholpen door de verborgen jager, die kleine stokjes of een bal naar de hond gooit. De spelactiviteit van de hond lokt de nieuwsgierig geworden eenden binnen schootsafstand van de jager. De hond moet dan de neergeschoten vogels apporteren. Het werk van de Toller speelt zich af rond de grote Canadese meren.

De jagers bouwen met behulp van camouflage netten een schuilhut, waarin zij zich aan het zicht van de op het water liggende eenden kunnen onttrekken. Doordat de eenden de beweging op de oever dan weer niet en dan weer wèl zien, wordt hun nieuwsgierigheid geprikkeld. Daardoor zwemmen zij in de richting van de bewegende hond en trekken op hun beurt weer andere nieuwsgierige eenden aan. Als zich na een aantal goed uitgevoerde tol's voldoende eenden hebben verzameld, is het de beurt aan de jagers. De hond zit dan rustig naast de jagers in de hut. Pas als er eenden worden geschoten mag hij weer in actie komen om het wild te apporteren.

Een Toller is een natuurlijke apporteur. Over het ontstaan van het ras doen verschillende verhalen de ronde. Algemeen wordt aangenomen dat het Nederlandse Kooikerhondje een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het ras. Waarschijnlijk zijn later kleine collieachtige honden ingekruisd alsmede Chesapaeke Bay retrievers.

DE RASSTANDAARD VAN DE NOVA SCOTIA DUCK TOLLING RETRIEVER
Volgens de FCI (Federation Cynologique Internationale)

Algemeen

De Toller is een middelmatige grote, krachtige, goed in balans zijnde, gespierde hond. Middelmatig tot zwaar in bot, met een hoge graad van beweeglijkheid, attendheid en vastberadendheid.Veel Tollers hebben een ietwat treurige (trieste) uitdrukking, totdat ze aan het werk gaan, want dan verandert hun aanblik in een intense concentratie en opwinding. Tijdens het werk toont de hond een snelle, haastige activiteit, waarbij het hoofd bijna in één lijn met de rug gehouden wordt en de zwaar behaarde staart is constant in beweging.

F TD 1 0 1

 

Temperament

De Toller is hoogst intelligent, gemakkelijk te trainen en heeft een enorm geduld. Hij is een goede, kundige zwemmer. Hij is een geboren vasthoudende apporteerder te land, zowel als vanuit water. Steeds attent om bij het eerste teken in actie te komen als er apporteerwerk wordt verlangd. Zijn sterke apporteerdrang en zijn speelsheid zijn de essentiële kwaliteiten voor lokkers- bekwaamheid. Hij is liefdevol en speels naar zijn familie toe, kan gereserveerd optreden naar vreemden zonder daarbij agressief of overdreven schuw te zijn. Agressie mag niet worden getolereerd.

 

Maten en gewicht

De ideale hoogte voor reuen boven de 18 maanden is 48 - 51 cm, teven boven de 18 maanden 45 - 48 cm. Tot 3 cm. onder of boven de genoemde maten is toegestaan. Het gewicht moet in verhouding zijn tot de hoogte en de botstructuur van de hond. Als richtlijn kunnen we uitgaan bij volwassen reuen 20 - 23 kg. en voor volwassen teven 17 - 20 kg.

 

Vacht

De Toller is gefokt voor het apporteerwerk uit ijskoud water en moet dus een dubbele vacht hebben, die waterbestendig is. Van middelmatige lengte en zachtheid, met een zachte maar zeer dichte ondervacht. De vacht mag een lichte golving op de rug hebben, maar verder is de vacht recht. (Sommige wintervachten vormen bij de keel wat langere, losse krullen.) De bevedering aan keel, achter de oren en achter aan de dijen (broek) zijn tamelijk zacht. De voorbenen zijn matig bevederd. Trimmen van de oren en de voeten is toegestaan mits de Toller er natuurlijk uit blijft zien.

 

Oren

Triangelvormig, afgerond aan de punten, middelmatig van grootte en hangend gedragen. Zijn hoog en goed naar achteren geplaatst op de schedel, met de basis iets rechtop gedragen zodat de zijkant van het oor tegen de zijkant van het hoofd wordt gedragen. Ze zijn goed bevederd vanaf de plooi met kort haar aan de punten.

 

F TD 1 1 2

 

 

Nek

Lichtelijk gebogen, gespierd en goed geplaatst, van een medium lengte, zonder vorming van keelhuid.

 

Voorhand en schouders

Moeten goed gespierd zijn, met de schouderbladen goed schuin en goed aangesloten tegen het lichaam, zodat de schouderpunten vloeiend overgaan in de ruglijn. De opperarm en het schouderblad zijn ongeveer even lang. De ellebogen moeten goed aansluiten tegen het lichaam (niet uitstekend of inknijpend) om een mooi gangwerk te bevorderen. De schouder en de opperarm zijn grofweg gelijk in lengte met de opperarm goed gehoekt onder het lichaam.

 

Voorbenen

Deze moeten eruit zien als sterke, rechte pilaren.

 

Middenvoeten

Deze zijn sterk en iets gebogen.

 

Voeten

De sterke, van zwemvliezen voorziene, voeten zijn kort en rond, met goed gebogen tenen, dikke voetzooltjes en sterke nagels, en zijn in verhouding tot de grootte van de hond.

 

Wolfsklauwen

Wolfsklauwen aan de voorbenen mogen worden verwijderd.

 

Lichaam

Diepe borst met goede ronde ribben, reikend tot aan de ellebogen. De rug is kort en recht. De toplijn is vlak. De lendenen sterk en gespierd. Geen tonvormige ribben en geen vlakke ribben. Gespierde, brede en vierkante verschijning in lichaam.

 

Achterhand

De achterhandhoeking moet in balans zijn met de hoeking van de voorhand. De dijen zijn sterk gespierd, boven- en onderbeen ongeveer even lang. Goed gehoekte knieën en laag geplaatste hakken (sprongen) die niet naar binnen of naar buiten gedraaid mogen zijn. Wolfsklauwen mogen aan de achterhand niet voorkomen.

 

F TD 1 1 3

 

Kleur

De kleur is een variatie van nuances in rood of oranje. Gewoonlijk is één van de volgende markeringen te zien: puntje van de staart, voeten, borst en bles. Een hond met hoge kwaliteiten mag niet terug gezet worden bij gebrek aan witte markeringen. Het pigment op de neus, lippen en oogleden mag vleeskleurig zijn (afhankelijk van de vachtkleur) of zwart.


Hoofd schedel

Het hoofd is welgevormd en licht wigvormig van bovenaf gezien. De brede schedel is slechts lichtelijk rond, de jachtknobbel is niet opvallend en de wangen zijn vlak. De lengte van de jachtknobbel tot de stop moet ongeveer gelijk zijn aan de lengte van de stop tot de punt van de neus. Het hoofd moet in een goede verhouding zijn tot de rest van het lichaam.


Voorsnuit

Een mooie tapse lijn van stop tot neus met een sterke onderkaak, maar niet vooruitstekend. De onderlijn van de voorsnuit loopt in een bijna rechte lijn van de mondhoek naar het kaakbot, waarbij de diepte bij de stop groter is dan bij de neus. Het haar op de voorsnuit is kort en fijn. Snorharen worden niet verwijdert. Bovenbijten met meer dan 1/8 inch, ondervoorbijten of een scheve mond zijn hoogst ongewenst.


Neus

Heeft grote, openstaande neusgaten en de kleur van de neus is afhankelijk van de vachtkleur: vleeskleurig of zwart.


Mond

De lippen zijn goed gesloten, met een zachte lijn in profiel zonder zwaarheid of hanglippen. Een correct gebit is een goed gesloten schaargebit. Een volledig gebit (alle 42 elementen) is een vereiste. De kaken zijn sterk genoeg om een vogel van flink formaat te dragen. Zachtheid in de mond is van essentieel belang.

 

F TD 1 1 4

 

Ogen

Goed uit elkaar, amandelvormig en middelmatig in grootte. De kleur is amberkleurig tot bruin. De expressie (uitdrukking) is vriendelijk, waakzaam en intelligent. De oogranden moeten dezelfde kleur hebben als de lippen.

Staart

Deze volgt de natuurlijke, iets gebogen lijn van de croupe (kruis) breed aan de basis, rijkelijk en zwaar behaard met de laatste wervel reikend tot aan het spronggewricht. De staart mag beneden het niveau van de rug gedragen worden, behalve wanneer de hond attent is, dan gaat de staart in een boog hoog over de rug, zonder het lichaam aan te raken.

Gangwerk

De Toller kombineert de impressie van energie met een veerkrachtig, vrolijk gangwerk met goede paslengte in de voorhand en sterke stuwing in de achterhand. De voeten staan recht (niet naar binnen of naar buiten) en de benen bewegen in rechte lijn. Bij hogere snelheid gaat de hond éénsporig, waarbij de ruglijn vlak blijft.

Fouten (aan te rekenen in verhouding tot de zwaarte van de fout)

- Honden met meer maatverschil dan 3 cm. onder of boven de ideale hoogte.
- Bovenvoorbijters.
- Te sterke stop.
- Te korte staart, haakstaart of op de rug gekrulde staart.
- Gebogen neusrug (op- of neerwaarts).
- Grote ronde ogen.
- Pigment die niet aan de voorgeschreven kleur voldoet.
- Helder roze neus.
- Lange of spreidvoeten, doorgezakte middenvoet.
- Open vacht.
- Gekromde of doorgezakte rug, slappe lendenen.
- Te laag gedragen staart in actie.

Diskwalificaties

- Witte plekken op schouders, de oren, boven op de nek, op de rug of op de flanken.
- Zilverkleurige vacht, grijs in de vacht of zwarte platen.
- Geen zwemvliezen.
- Ondervoorbijter of scheve mond.
- Bij volwassen dieren elke schuwheid.
- Gevlekte neus.
- Bovenvoorbijter (meer dan 1/8 inch = 3 millimeter).
- Elke kleur anders dan rood of oranje.
- Reuen moeten twee normaal gevormde, volledig ingedaalde teelballen bezitten.

In Nederland worden de belangen van de Tollers behartigd door de Nova Scotia Duck Tolling Retriever Club Nederland.